Wat is het verhaal achter het concept van de helm?
De helm omdraaien was de eerste optie voor de Riemster kunstenaar Jan Lankamp. Maar dat lukte niet omdat er verlichting onderaan de helm ingebouwd zit. Dus is Jan, na een flinke brainstorm met zijn maat-artiest Frans Carlier, op het idee gekomen om de wereld op zijn kop te zetten.
Noordpool onderaan en Zuidpool ‘on top’, om dan met uitgestoken armen de wereld weer hulp aan te bieden. “Het was een intense brainstorm met heel veel ideetjes, zeker toen bleek dat we onze eerste optie, de helm zelf omdraaien, om technische reden moesten laten varen. Vanaf dan is de wereld op zijn kop zetten onze denkpiste geworden”, vertelt Jan. “Tijdens de oorlog was de wereld immers één grote chaos en dat hebben we willen weergeven. Bovenop de helm hebben we een omgekeerde wereldbol geplaatst waar twee armen, die schijnbaar vanuit de hemel naar de aarde reiken, weer proberen om het evenwicht op onze aardkluit te herstellen.”
“De helm zelf hebben we dan in een vredesbad gedompeld. Vanuit de basisschool in Valmeer is juffrouw Anita Beusen met haar kinderen bijgesprongen om een vredeslandschap op de helm te schilderen. Met als belangrijkste item de vredesboom, waarvan de blaadjes allemaal duimafdrukjes van de kinderen zijn geworden. Het is een prachtig en ook uniek tijdsdocument voor deze groep. Verder hebben zij gezorgd voor vlinders, vogels en heel veel bloemen op de helmflanken. Margrieten, als Vlaams kenmerk en ‘poppy’s’, de klaprozen als Britse aanvulling met als achtergrond de overgang van een heldere en zonnige hemel naar de dreigende en donkere lucht onder de wereldbol. Van vrede naar oorlog als het ware, heel kleurrijk en mooi. We zijn er alvast super tevreden over.”
Wat gebeurde er in Riemst tijdens WO I?
“KRIEG IST KRIEG” - Leonie Cleuren over de oorlogservaringen van haar vader
Iedere gemeente stond mannen af aan de oorlog. Ook Riemst. Een van hen was Hubert Cleuren (1891-1966) uit Vlijtingen. Toen Hubert werd opgeroepen, was hij 23 jaar oud en werkte bij het station van Luik. Vanaf de eerste dag schreef hij zijn belevenissen neer. Een deel van het dagboek verbrandde hij toen zijn eenheid onder druk stond, bang dat ze in Duitse handen zouden vallen. Na de oorlog reconstrueerde hij de verloren schrijfsels met zijn herinneringen. En vertelde hij honderduit aan zijn kinderen. “Als soldaat van het 14de Linieregiment kende hij zijn vuurdoop bij Luik, in het fort van Chaudfontaine,” zo begint Leonie Cleuren (89), de dochter van Hubert, het verhaal. Ze heeft zijn notities opengeslagen. “Op 13 augustus trof een granaat de munitievoorraad en het fort vloog de lucht in. Daarbij werden vele makkers gedood of gewond. De overlevenden probeerden weg te vluchten. Hubert rende een veld over. In een verlaten huisje ruilde hij zijn soldatenplunje in voor gewone kleren. Dan passeerde hij door een dorp waar het krioelde van de Duitsers, maar ze hadden geen aandacht voor hem. Via Visé keerde hij terug naar Vlijtingen. Hij rustte een paar dagen uit bij zijn ouders. Dan trok hij via Nederland naar de vesting van Antwerpen, waar het Belgische leger zich intussen had teruggetrokken, om zich weer bij zijn regiment te voegen.”
BLOEDBAD
Op 12 september, bij een van de uitvallen van de Belgen bij Antwerpen, werd hij vol in zijn rechterheup getroffen. Hubert werd overgebracht naar een ziekenhuis in Bristol. “Zijn rechterbeen was gevoelloos,” vertelt Leonie. “De dokter zag geen andere mogelijkheid dan amputatie, maar pa weigerde dat te laten gebeuren, hij stierf nog liever. Midden oktober werd hij opgenomen bij een welgestelde familie in Bristol, in een kasteel. Hij werd er in de watten gelegd, ze reden hem overal rond en hij kreeg lekker eten. De dokter kwam regelmatig langs. Toen hij op een dag bij wijze van routinecontrole in Huberts tenen kneep, voelde pa dat. Zijn been was aan het genezen, zo werd geconstateerd. ‘Die nacht doe ik geen oog dicht, deze keer van blijdschap,’ zegt hij in zijn notities. Stel je voor dat hij had toegestemd met amputatie!” Na enkele weken kon Hubert weer zelfstandig wandelen. Hij herstelde volledig. In maart 1915 kwam hij aan het IJzerfront terecht. Amper twee maanden later raakte hij bij Ramskapelle alweer gewond, dit keer aan zijn enkel. In mei 1916 overkwam het hem een derde keer. Hij was op weg naar een eenheid met een bevel om onmiddellijk terug te trekken aangezien de Duitse artillerie hun positie kende. Hij werd in zijn schouder geraakt, maar kon het bericht toch afleveren. De eenheid werd meteen geëvacueerd. Tijdens zijn verzorging werd hij hiervoor onderscheiden. Na zijn terugkeer aan het front werd Hubert machinegeweerschutter bij de cyclisten. Leonie neemt ons mee naar een winterse januarinacht in 1917, de IJzervlakte was dichtgevroren. “Op een gegeven moment bemerkten ze dat een Duitse patrouille van zo’n dertig man over het ijs kwam gestapt, recht naar hen toe. Ze lieten de vijand dichterbij komen en openden dan het vuur. De Duitsers werden neergemaaid. Slechts drie man overleefden het bloedbad, zij werden krijgsgevangen genomen.” Maar hier stopt het verhaal niet, zegt Leonie haastig. “In 1929, toen mijn vader douanier was aan de Belgisch-Nederlandse grens bij Veldwezelt, kwam er op een dag een Duitse vrachtwagen toe. De chauffeur zag de frontstrepen op het uniform van mijn vader en vertelde dat hij ook aan de IJzer had gevochten. Hij had veel geluk gehad, zei de man. Wat bleek: hij was een van de drie overlevenden van die bewuste nachtelijke aanval! ‘En ik was een van de schutters, ik heb op jullie geschoten,’ gaf mijn vader toe. De Duitser legde zijn hand op Huberts schouder: ‘Krieg ist krieg. Wij kwamen om jullie te doden, maar jullie waren ons voor.’”
KLOP
Eind augustus 1918, vlak voor een grote aanval, schreef Hubert een afscheidsbrief die naar huis zou worden gestuurd in het geval dat hij zou sneuvelen. Leonie toont de brief: “Beminde ouders, broeders en zusters. Vooraleer wij ten aanval trekken, wil ik u nog eenmaal een briefje schrijven. (…) Indien ik zal sneuvelen op het veld van eer, (…) getroost u dan en weest verzekert dat uwen zoon Hubert steeds met moed en liefde zijne plicht als Belgische soldaat heeft volbracht. (…) Nooit ontbreekt het mij aan moed om op de Duitsers te kloppen. Mijne haat is reeds dubbel omdat zij mij 3 maal hebben getroffen en al zoo veel te lijden gehad heb. Maar nog groter is mijne haat als ik denk dat uw lieve ouders onschuldig zoo veel moet lijden door die barbaar. Daarom lieve ouders, wees verzekert dat ik u zal vreeken, met mijn mitrailleuse zal ik er op kloppen en er geene ontzien. En gij lieve broeders, indien u later zult trouwen en kinderen hebben, ik bid het u, prent uwe kleintjes goed in hun geheugen dat uwe broeder door de Duitsers sneuvelde voor het recht, vorst en vaderland, en haat steeds al wat Duits is, want laffelijker volk bestaat er op de hele wereld niet. Dees keer, ik ben er zeeker van, zal hij klop krijgen. En eer er vier maand om zijn zal België bevrijd zij, ik zal het misschien niet meer zien want het zal eene verschrikkelijke aanval zijn. Nogtans hoop ik van u in het jaar 18 nog te zien. (…) Ik zeg u dus vaart wel lieve ouders, broeders en zusters, en indien God zo over mijn leven heef beschik, dat dan zijne wil geschiede. Ik ben bereid en vrees de dood niet. Ik omhels u allen vurig. Tot weder ziens. Uwe zoon en broeder, Hubert.” De brief is nooit verzonden. Hubert overleefde de aanval, en de oorlog. Kort na de wapenstilstand kwam hij als eerste soldaat terug in Vlijtingen. Hij deed nog twee jaar legerdienst en werd dan douanier. Van zijn haat tegen de Duitsers bleef niets over, merkt Leonie nog op. “Hij had Duitse overburen, ‘t waren zijn beste vrienden.”
Portret Herbert Cleuren (Collectie Europeana)