provincie Limburg.be provincie Limburg

Bocholt


Wat is het verhaal achter het concept van de helm?

400 kinderen van 2,5 tot 12 jaar leverden een onmisbare bijdrage aan de Bocholtse Stahlhelm. Zij drukten hun duim op een hartje in beton, dat op de helm bevestigd werd.

De jonge leerlingen van kleuteren basisonderwijs De Driehoek in Bocholt mochten zelf hun creatieve talent loslaten. Kunstenares Wies Teppers maakte van koperdraad een vredesboom, die bovenop de helm staat. “We hebben aan onze inwoners gevraagd een ontwerp in te sturen en dit sprak ons het meeste aan. Het werk met de vredesboom wil iets positiefs bieden: kijk naar de toekomst, zonder het verleden te vergeten”, zegt schepen van cultuur Mia Croonen. “De helm is een samenwerkingsproject geworden tussen een kunstenaar en honderden kinderen. De jonge generatie werd op een creatieve manier betrokken bij het verleden van onze gemeente. Dat maakt het heel bijzonder.”

Voor Wies Teppers was het een heel geslaagd en leuk project. “Het was echt fijn om met alle kinderen samen iets te kunnen realiseren. Ons kunstwerk is vooral gericht op het thema vrede. We maakten hartjes van beton, die beschilderd werden met de kleuren uit het logo van de gemeente: groen, geel, blauw en grijs. Elk kind maakte er een persoonlijk hart van, door een vingerafdruk achter te laten.” Alle harten werden op de betonnen helm gemonteerd. Wies verbond ze met koperdraad aan de vredesboom. “Uit de kinderharten vertrekken de wortels van de boom, die er liefde en kracht uithalen. De boom op zich is vrij hard en stug, wat verwijst naar oorlog. Maar vrede is de toekomst.” Wies koos voor koperdraad om zo een link te leggen naar de geschiedenis van de Buskruitfabriek in Kaulille. “Die werd opgevorderd door de Duitsers. De inwoners waren niet van hun aanwezigheid gediend en gingen in protest. Uiteindelijk is de fabriek omgevormd tot stroomcentrale om elektriciteit te leveren aan de grensversperring, de Dodendraad.”

 

Wat gebeurde er in Bocholt tijdens WO I?

GEEN POEDER VOOR DE DUITSERS — Georges Van Vyve

In 1881 verrijst in Kaulille, aan het Kempisch Kanaal en op een afgelegen terrein van ongeveer 180 hectare, de allereerste fabriek in de Noorderkempen: de Koninklijke  Buskruitfabriek van Kaulille Cooppal & Cie, kortweg ‘Het Poeier’. Cooppal, dat sinds 1778 in Wetteren is gevestigd, produceert kruit voor geweren en kanonnen, en andere springstoffen. Zeker op zo’n plek neemt de nervositeit in augustus 1914 uiteraard sterk toe...

ZONDER KRACHT
Er doet zich in Kaulille aanvankelijk een merkwaardig feit voor: tot 7 oktober 1914, als Antwerpen valt, wordt er gewoon doorgewerkt in Het Poeier. Meer nog: de fabriek voorziet het Belgische leger ook in deze turbulente maanden nog van springstoffen. Het lijkt erop dat Cooppal te ver ligt voor de Duitse militairen, zo vlak bij de  Nederlandse grens. Of zien ze het belang ervan aanvankelijk niet in? In zijn naoorlogse verslag over de oorlog in Kaulille schrijft pastoor Moonen: “Op 7 oktober om 7  uur ’s morgens wordt de fabriek stilgelegd, want de Duitsers zijn in aantocht. Men vlucht de bossen in, uit schrik voor de Duitsers en voor de eventuele  ontploffingen, gezien de nog zeer grote hoeveelheden poeder op de fabriek.” Directeur Georges Van Vyve weigert voor de Duitsers te werken, aldus nog de pastoor, en vlucht eerst naar Nederland en vervolgens naar Folkstone en het Italiaanse Savona. Hij laat daarbij zijn zieke vrouw achter. Zelf schrijft Van Vyve in 1928: “Driehonderd vreemden (lees: Duitsers) wilden de fabriek opnieuw in bedrijf stellen. Maar de poeders die zij fabriceerden waren deze van Kaulille niet waardig. Zij waren zonder kracht en  snelheid. Na deze poging vonden de Duitsers niets beters dan de fabriek te ontmantelen en alle machines en werktuigen naar Duitsland te transporteren.” Van Vyve zal via gesmokkelde brieven contact blijven houden met de achtergebleven werknemers.

STEUNGELD
Ook arbeiders van Het Poeier gaan niet in op de vragen en bedreigingen van het Duitse leger om voor hen te werken, hoewel de verleiding groot is in hun nijpende  situatie. Een aantal werknemers worden zelfs uit hun huizen gezet. Ze worden bij hun verzet geholpen door de Antwerpse familie Belpaire, de grootste aandeelhouder  van Cooppal. De Belpaires keren steungeld uit aan de werknemers, om te vermijden dat ze voor de bezetter willen of moeten werken. Het geld komt uit Nederland en  wordt aan de Dodendraad afgehaald, een scenario dat drie jaar lang blijft doorgaan. Tot degene die in Kaulille en Bocholt instaat voor de verdeling, begin maart 1917  wordt aangehouden. Inmiddels levert een van de stoommachines uit de fabriek in Kaulille de elektriciteit voor een deel van... de Dodendraad.

Luchtfoto Cooppal-fabriek Kaulille (HKK Kaulille)