provincie Limburg.be provincie Limburg

Ham


Wat is het verhaal achter het concept van de helm?

De helm van Ham draagt de afbeelding van de personen uit de gemeente die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld, samen met de handafdrukken van kinderen die in 2014 werden geboren.

Het project is het resultaat van de vlotte samenwerking van de gemeente met de plaatselijke heemkundige kring. Cultuurbeleidscoördinator Bart Vankrunkelsven: “Met het oog op de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog waren leden van heemkundige kring Sint-Lucia al enkele jaren geleden gestart met het verzamelen van alle nuttige materiaal van de oudstrijders uit de gemeente. Niet alleen archieven hier in Limburg hebben ze geraadpleegd. Ze zijn ook op zoek gegaan in het museum In Flanders Fields in Ieper en op andere plaatsen in de Westhoek. Dat heeft een schat aan nuttige elementen opgeleverd, niet alleen een flinke stapel informatie, maar ook heel veel foto’s. Dat materiaal hebben ze verwerkt in een boek dat vorig jaar is verschenen.”

Toen de vraag van de provincie kwam, hadden de cultuurdienst van de gemeente en de heemkring dus ook al een stevige basis om op terug te vallen. “In overleg met de heemkring zijn we gekomen tot het concept van de helm met daarop in de eerste plaats een afbeelding van alle oudstrijders uit de gemeente”, legt Bart Vankrunkelsven uit. “De foto’s zijn op A4-formaat afgedrukt en zo op de helm aangebracht. Zo vormt de helm een eerbetoon aan de mannen die hun leven in de Groote Oorlog hebben gegeven.” De gemeente legt echter ook een link naar het Ham van nu. Bart Vankrunkelsven: “De helm draagt ook de handafdruk van 26 kindjes die vorig jaar in onze gemeente werden geboren. De vorm van hun handje is eerst in oasis genomen en die indruk is nadien in beton gegoten. De symboliek spreekt voor zich. Borelingen betekenen nieuw leven net zoals na het einde van de Groote Oorlog voor de gemeente nieuw leven aanbrak.” Het boek van de heemkring over WOI is te koop bij de cultuurdienst en de heemkring.

 

Wat gebeurde er in Ham tijdens WO I?

“ER WAS VANDAAG EEN VOETBALMATCH” — Mathilde Ceulenaere

Vrijdag 13 juli 1917: “Wij worden fel verontrust door de gedachte dat we naar de Kempen moeten. Men vertelt ons dat de grond er moeilijk te bewerken is en men er wel  een uur kan stappen zonder een huis te zien.” Dit schrijft Mathilde Ceulenaere in haar dagboek. Dat doet ze in het Frans: Mathilde woonde tot kort voordien in Komen of  Comines, vlak bij het front. Verderop in de maand juli komt ze samen met andere vluchtelingen of geëvacueerden uit haar gemeente aan in Kwaadmechelen. “Quaedmechelen”, zoals Mathilde schrijft. Ze heeft geluk: ze wordt met haar moeder en twee zusters in het klooster gehuisvest en is daar gelukkig.

EEN NIEUW LEVEN
Mathilde is niet alleen: vele tienduizenden mensen die dicht bij het front leven, belanden in de loop van de oorlogsjaren onder meer in de Antwerpse en Limburgse  Kempen. De Duitse overheid en ook de gemeentebesturen bij het front propageren dat vrouwen en kinderen naar veiliger gebieden uitwijken. Veel vluchtelingen zijn  berooid en nemen alleen hun kostbaarste bezittingen mee, niet wat ze voor hun leven van alledag nodig hebben. Dat legt een zware financiële en logistieke druk op  de ontvangende gemeenten, bijvoorbeeld voor de huisvesting en de voedselbedeling van al die nieuwkomers. Het samenleven met de lokale bevolking verloopt daarbij niet altijd even vlekkeloos en de veldwachter krijgt er een belangrijke taak bij. In veel gevallen, zoals hier, is er ook een taalprobleem: de Komenaars spreken Frans. Dat  alles zal niet beletten dat een aantal vluchtelingen zich definitief in de streek vestigen en er na de oorlog een nieuw leven opbouwen.

KOUSEN STOPPEN
Het dagboek van Mathilde Ceulenaere gaat tot eind 1917, als zij en haar familie Kwaadmechelen en het klooster “met spijt” verlaten na rustige en weinig problematische maanden, met veel contacten, kantklossen, uitstapjes en misvieringen. Het Comité (National de Secours et d’Alimentation) zorgt voor de bedeling van  kleren en voeding. Enkele tekenende fragmentjes uit het dagboek: “Donderdag 9 augustus. Elke donderdag is er een mis om acht uur. Het is een eigenaardige  gewoonte in het dorp, wanneer de mis geëindigd is, dan draaien alle mensen die de mis bijwonen zich om naar het hoogzaal waar een kruis hangt en bidden enkele minuten en keren zich dan terug naar het altaar. Ook ziet men hier alleen grote kapmantels. Zelfs jonge meisjes van zestien jaar dragen dit.” “Zaterdag 18  augustus. Moeder-overste vertelt ons dat monseigneur de bisschop verzekerd heeft dat de oorlog in september gedaan zal zijn. Maar me vertelt zoveel zaken sinds  het begin van de oorlog dat men het niet meer kan geloven.” “Vrijdag 24 augustus. Moeder gaat naar de directeur van de melkerij om kousen op te halen om te  stoppen. Die mensen hebben ons veel dienst bewezen en wij willen hen op die manier danken.” “Zondag 11 november. Deze morgen zijn we naar de hoogmis  geweest. Er was vandaag een voetbalmatch: Quaedmechelen tegen Vorst.” “Maandag 19 november. Deze morgen is mijn zuster naar de ravitailleringsdienst suiker  gaan halen: vijfhonderd vijftig gram per persoon. Voor geëvacueerden is het gratis. Men verdeelt ook opnieuw soep aan de vluchtelingen.”

Affiche voedselhulp (Collectie Universiteit van Stanford (Californië) Hoover War Library